De bouwheer wenst een welzijnscampus te ontwikkelen, bestaande uit een 15-tal hotelkamers, een polyvalente zaal, enkele paardenstallen, evenals 2 conciërgewoningen. Het programma dient te worden gerealiseerd binnen een bestaand cluster aan agrarische gebouwen, gegroepeerd rond een niet verharde binnenkoer. (STAP 1). Gezien de bouwvallige staat van enkele van deze gebouwen zijn we genoodzaakt tot een gedeeltelijke afbraak. Beide beeldbepalende gebouwen bij de ingang van het terrein –de woning en de kleine stalling-, evenals het contextuele kader, blijven echter gevrijwaard en worden versterkt (STAP 2). De begrenzing van de oorspronkelijke binnenkoer fungeert hierbij als voorgevellijn voor beide nieuw te ontwikkelen gebouwen. Daarin bevinden zich de polyvalente zaal, evenals de conciërgewoningen (STAP 3). De paardenstallingen evenals de hotelkamers worden als een lager volume tegen de hoofdgebouwen aangeschoven. Hierdoor wordt een ruimtelijke optimalisatie binnen het perceel gerealiseerd (STAP 4).
De dakvorm van de aangebouwde volumes loopt door in de voorgevel van de hoofdvolumes onder de vorm van een portiekstructuur. Zodoende wordt een te grote dichotomie tussen beide volumes vermeden en ontstaat een gekadreerde binnenkoer met kolonnade (STAP 5).